Van grote naar kleine cellen
In het vorige blogbericht over de werking van kleine cellen heb ik nog één belangrijke consequentie van het imkeren op kleine cellen vergeten te melden namelijk de verkorte broedduur. Uit eigen observaties en uit publicaties blijkt dat de poppen bijna één dag eerder uitlopen dat in de gebruikelijke 5,4 mm cellen. Dit impliceert dat er in 4,9 werksterbroed nagenoeg geen twee mijtendochters, maar vrijwel altijd slechts één mijtendochter geboren wordt. Dit vertraagt de reproductie. Voorwaarde is wel dat de ramenafstand verkleind wordt tot 3,2 tot 3,4 cm.
Van ieder vel kunstraat snijden we een hoekje van 8% van het oppervlakte af, zodat er op ieder raam een hoekje darrenraat wordt gebouwd, dat niet meer afgesneden mag worden. Deze hoekjes moeten de mijten verhuizen van het werksterbroed naar het darrenbroed. Door de beperkte beschikbaarheid stappen er vaker meer dan 2 mijten in, hetgeen leidt tot lagere aantallen mijtendochters. In feite vormen de hoekjes een biologische val voor de mijten.
Nu de overgang: hoe doen we dit en wat zijn de voor- en nadelen aan iedere methode?
1. Bij iedere gelegenheid dat we ramen kunnen vernieuwen, maken we gebruik van een overgangsmaat kunstraat van 5,1 mm. Dit is een tussenmaat op weg naar 4,9 mm. Het voordeel van 5,1 mm kunstraat is dat alle bijenrassen en daarbinnen alle families (lijnen of stammen) deze verkleinde cellen keurig weten uit te bouwen. Na ongeveer twee jaar zit ieder volk op 5,1 mm cellen. Vanaf dat moment kun je 4,9 mm kunstraat plaatsen. Probeer dit aansluitend op de voorjaarsdracht, NIET tijdens een grote dracht, want dan bouwen ze slordig. Plaats een raam 4,9 mm in het broednest en bekijk de resultaten. Sommige bijen van bepaalde lijnen doen het beter dan andere lijnen. Krijg je vreemd creatief uitgebouwde ramen ga dan niet verder met 4,9 mm kunstraat, maar blijf doorgaan met 5,1 mm. Probeer het eens met een andere lijn. Ook de overgang van 5,4 naar 5,1 mm broedcellen scheelt al in de mijtenreproductie.
2. Probeer bij een imker die de stap al gemaakt heeft naar 4,9 mm een set van 6 uitgebouwde, oude bebroede ramen MiniPlus- of simplex te kopen, zodat je hierop in mei een kunstzwerm kan huisvesten. De moer belegt deze ramen onmiddellijk en vanuit deze cellen worden kleinere bijen geboren. Nadat er twee generaties jonge kleinere bijen geboren zijn (duurt 7 weken), zet je de 6-ramer uit de rij (twee of drie meter verplaatsen) en laat op die manier de oude grotere haalbijen afvliegen. Op deze manier houd je uitsluitend kleinere bijen over en kun je de 6 ramen overhangen naar een 11-raams kast met sluitborden. Geef ze een extra raam midden in het broednest met 4,9 mm kunstraat. Als het goed is, bouwen ze nu 4,9 mm cellen. Soms ontstaan er nog foutjes met groepjes grotere cellen. Dat wordt als het goed is steeds minder. Binnen één bijenseizoen heb je dus je eerste kleine cellen volk. Omdat er vaak uitsluitend uitgebouwde MiniPlus-ramen te koop zijn, duurt deze overgang ook twee jaar.
3. Koop bij een imker, die de overstap naar kleine cellen al gemaakt heeft een bijenvolk op 6 ramen simplex of dadant met 4,9 mm cellen. Hiermee kun je een vliegende start maken en het volk later opsplitsen in meerdere broedafleggers. Hiermee kun je in het tweede seizoen al 4 tot 6 kleine cellen volken opzetten. Deze methode werkt snel, maar kost het meeste. Soms kun je een eigen volk op 5,4 mm in het voorjaar verkopen om hiermee de aanschaf van een 6 ramer met kleine bijen op 4,9 mm raat te bekostigen.
Denk ook aan teelt en selectie!
Bijen moeten over goede hygienische eigenschappen beschikken, nog beter over VSH/SMR eigenschappen om onbehandeld in leven te kunnen blijven. Beschik je nog niet over VSH-moeren, monitoor dan vooral de mijtenbesmetting via de schuifla of de schudmethode, want meten is meten. Stel je een mijtenbesmetting begin augustus vast van 5% dan zit je op de goede weg met je maatregelen en kun je de bestrijding op dat moment achterwege laten. Test in november nog eens via de schuiflade. Bij 1 of minder mijten per dag kun je de winterbehandeling achterwege laten. De bouwraammethode is uit den boze bij kleine cellen. We werken juist met hoekjes darrenraat om de mijten zo veel mogelijk het werksterbroed te laten ontzien.
Meer info over kleine cellen vind je op mijn you tube kanaal, in de NBV-blogcategorie “onbehandelde bijenvolken” of in mijn imkerboeken.
Naar aanleiding van een vraag van een blog-volger heb ik HIER een pdf opgenomen, waarin ik zaken opsom, die van positieve of negatieve invloed kunnen zijn op de overleving van bijenvolken. Het is slechts een denkraam dat zeker niet alle invloeden weergeeft en zeker voor discussie vatbaar is.
Ben Som de Cerff, hobby-imker en docent koninginnenteelt