De werking van kleine cellen
Aangezien het rustig is in de bijen, is er voor imkers meer tijd voor reflectie en voorlichting. Deze winter geef ik diverse lezingen over het gebruik van kleine cellen. Gezien de toenemende belangstelling voor kunstraat met kleine cellen zal ik in twee blogberichten hierover wat meer vertellen.
Volgens een onderzoek van Piccirillo en DeJong (2003) levert het gebruik van kleinere broedcellen dan tot op heden gebruikelijk is, een beperking op van de mijtenreproductie omdat de varroamijten blijkbaar minder geneigd zijn om in te stappen in de kleinere broedcellen. Er zijn meerdere onderzoeken die deze conclusie ondersteunen. Er zijn echter ook publicaties, die het tegendeel beweren.
Aangezien de varroamijt al duizenden jaren in harmonie met de kleinere Apis Cerana (AC) leeft en daar zich uitsluitend op het darrenbroed vermenigvuldigt omdat de AC-darrenbroedcellen net zo groot zijn als onze werksterbroedcellen, is het niet zo vreemd dat onze grotere werkstercellen aantrekkelijk zijn voor de in 1951 op onze honingbij Apis Mellifera overgestapte varroamijten. De populatie varroamijten op de AC blijft beperkt en veroorzaakt nauwelijks schade.
Blijkbaar houdt de afgifte van geuren uit het open broed gelijke tred met de grootte van de cel en de daarin groeiende larf. Hoe groter de cel/larf des te eerder traceren de varroamijten deze geur en stappen in om zich daarin te voeden en zich te vermenigvuldigen. Blijkbaar geven de kleinere werksterbroedcellen van de Apis Cerana onvoldoende broedgeuren af, zodat ze het instappen van de mijt niet triggeren. Ons “onnatuurlijk” grote werksterbroed doet dat blijkbaar wel, want de mijten stappen gretig in op ons werksterbroed en nog gretiger in ons nog grotere darrenbroed.
Uitgaande van de bewijslast van Thomas William Cowan (1890), die de bouw van natuurraat bestudeerd heeft en de actuele metingen van de celmaat van natuurbouw in korven en TopBarHives, mogen we concluderen dat de natuurlijke celmaat kleiner is dan de kunstraat, die ons decennia lang verkocht is. In de bijenbijbel van Schotman paragraaf 290 wordt gewaarschuwd voor de nieuwe grotere kunstraat, die in die tijd op de markt gebracht werd. Nu weten we echter niet beter en is de grote celmaat de standaard. Met de grotere celmaat zijn onze bijen ook enigszins vergroot.
In natuurbouw is de celmaat in het broednest 5,1 mm. Dr. Tom Seeley komt op een gemiddelde natuurlijke broednestcelmaat van 5,08 mm. De eerste kunstraatpersen van de Amerikaan A.I. Root (1876) produceerden 5,1 mm kunstraat. Echter de experimenten van de Belgische professor Baudoux leiden in de eerste helft van de 20e eeuw tot de introductie van 5,4 mm kunstraat, met als doel grotere honingbijen te creëren, die verder zouden kunnen vliegen en meer honing konden transporteren. Helaas kost verder vliegen nectar en levert het bij thuiskomst minder op.
Dit bovenstaande relaas heeft ertoe geleid dat vele imkers in binnen- en buitenland een stap terug in de tijd zetten en overgegaan zijn op het gebruik van kleinere cellen door een andere maatvoering kunstraat aan te schaffen. In de meeste imkerwinkels is tegenwoordig 5,1 mm en 4,9 mm kunstraat te koop. Zelfs de residu vrije varianten zijn in deze maatvoering te koop. Met de verkleining van de cellen krijgen we ook weer iets kleinere bijen.
Overigens is de celmaat niet de golden bullit tegen de varroamijt, het helpt je zeker een stuk in de goede richting, namelijk het vertragen van de mijtenreproductie. Echter de teelt en selectie van bijenvolken, die zelf een deel van de varroamijten opruimen, maakt het behandelvrij imkeren mogelijk.
Door het gebruik van kleine cellen hoeft de varroa-opruim-eigenschap (VSH) minder nadrukkelijk aanwezig te zijn. Standbevruchte dochters van 75% VSH teeltmoeren, die dus met gewone darren zijn aangepaard, zullen op kleine cellen zonder varroabestrijding goed kunnen overleven. Het mes snijdt namelijk aan twee kanten. De kleine cellen zorgen voor een vertraagde reproductie en een deel van de mijtengezinnen wordt geruimd door de aanwezigheid van VSH-bijen. Er zijn ook imkers, die beweren dat kleine cellen voldoende soelaas bieden om behandelvrij te imkeren. Echter deze imkers doen wel aan teelt en selectie door zelf van hun beste (lees de volken met de minste mijten) volken koninginnen te telen. Zelf pas ik ook deze manier van selecteren toe.
In het volgende blogbericht zal ik ingaan op de drie manieren van overstappen van grote cellen (5,4 mm kunstraat) naar kleine cellen kunstraat.
Ben Som de Cerff, hobby-imker en docent koninginnenteelt
PS in dit blogbericht kun je de linkjes terugvinden naar een reeks van drie artikelen uit 2003 in ons Bijenblad van de hand van Mari van Iersel over kleine cellen