Onderzoek naar VSH-gedrag
Dit Blogbericht is vooral gericht op ervaren imkers met belangstelling voor koninginnenteelt. Teelt en selectie is m.i. de enige (uit)weg naar een duurzame imkerij zonder het gebruik van varroabestrijdingsmiddelen. Inmiddels zijn de meeste imkers opgeleid in het varroatijdperk dat in Nederland 40 jaar geleden begonnen is en hierdoor lijkt de bestrijding van mijten de normaalste zaak. Slechts een klein deel van de imkers kent nog de tijd dat bijenvolken zonder varroamijten en zonder bestrijdingsmiddelen gehouden konden worden. Voor mij geldt dit nog steeds als het natuurlijke uitgangspunt. De wintersterfte bleef tot de jaren tachtig meestal beperkt tot max 10%.
In Australie herhaalt de geschiedenis van onze tachtiger jaren zich en denkt de overheid dat ze de varroamijt nog uit kunnen roeien door duizenden bijenvolken te doden en vervoersverboden in te stellen. Het is vechten tegen de bierkaai of beter gezegd tegen de natuur.
In Australie zou men beter kunnen leren van de Cubaanse aanpak, waarbij zonder bestrijdingsmiddelen de bijenvolken zich door natuurlijke selectie aangepast hebben aan de aanwezigheid van de varroamijt. Helaas gaat dit ten koste van duizenden bijenvolken, die niet opgewassen blijken te zijn tegen de mijten. Het economische belang van de bestuiving laat blijkbaar niet toe dat 50% van alle bijenvolken tijdelijk verloren gaat.
Een deel van de bijenvolken heeft van nature eigenschappen waarmee ze zich kunnen weren tegen varroamijten. Echter deze eigenschappen hebben zich zonder selectiedruk niet goed kunnen ontwikkelen. Ook in Europa krijgen bijenvolken doordat wij de mijten chemisch onderdrukken geen kans te laten zien waartoe sommige bijenvolken wel in staat zijn.
De kunst is om volken, die in beperkte mate de mijtenreproductie weten te beperken, te herkennen. Dat kan door de mijtenval gedurende het jaar te monitoren. Sommige volken laten duidelijk minder mijten vallen doordat hun mijtbesmetiing in de loop van het bijenseizoen een lager plafond bereikt. Dit lagere plafond kan bereikt worden door een vertraagde reproductie van de varroamijt en/of het ruimen van poppen waarop zich mijtenfamilies bevinden.
Een beperking van de mijtenreproductie leidt tot een lagere besmetting van het gesloten broed. Aangezien de mijtenpopulatie in de loop van de zomer het sterkst in absolute aantallen toeneemt, vind je bij nog onbehandelde volken de meeste mijten in juli en nog meer in augustus in het broed. Vrijwel alle mijten zitten in het broed en slechts in mindere mate op de bijen.
Broedonderzoek kan ons vertellen, hoe de mijtenbesmetting er voor staat. En nog belangrijker vertellen of het volk (de koningin) wellicht beschikt over eigenschappen waarmee de besmetting onder een kritische schadegrens gehouden kan worden. Dit “100 poppen onderzoek” is door John Harbo van de USDA (Amerikaans Ministerie van Landbouw) ontwikkeld. De twee documenten van John Harbo waarin de onderzoeksmethode en de VSH-waardering uitgelegd worden, zijn als link opgenomen.
Afgelopen week heb ik dertien teeltvolken via de 100 poppen methode gecontroleerd en hieruit bleek welke teeltmoeren voldoende VSH-eigenschappen hebben om de mijtenpopulatie voldoende te kunnen beperken. 75% Van de dertien volken bleek een mijtbesmetting te hebben van 0, 1 of 2%. Deze zijn geschikt om mee verder te telen, omdat ze dus over 75% VSH-eigenschappen beschikken.
De methode is vrij eenvoudig en duurt slechts 20 minuten per volk. Je hebt hiervoor wel een vergroting via een extra bril of binoculair nodig om de mijtennakomelingen in het gesloten broed te kunnen determineren. Je traceert met een pinset met name de poppen met paarse of zwarte ogen en bekijkt of deze besmet zijn met uitsluitend een moedermijt of met een volwaardig mijtengezin (een moeder, één zoon en meerdere dochters). Bij volken met een VSH% van 50% of meer mag je slechts 0,1 of 2 mijten tegen komen. Aangezien VSH-volken moedermijten die zich niet meer reproduceren met rust laten, deze worden dus niet geruimd, neemt het aantal single mijten dus toe ten opzichte van het aantal mijtenfamilies.
Heb je teeltmoeren op buitenstanden dan kun je een blokje gesloten broed uitsnijden en dit mee naar huis nemen voor nader onderzoek. Het is vooral zaak om het onderzoek te doen bij volken, die nog niet behandeld zijn. Dus doe dit onderzoek vooral eind juli en herhaal dit eind augustus, mits de behandeling achterwege gebleven is.
Ben Som de Cerff, hobby-imker en docent koninginnenteelt